Gerard Donck
Nederland ca 1609-1641 Amsterdam
portret van een kapitein ca 1630-1640
olieverf op paneel 49 x 34 cm
Gesigneerd links onder GDonck
Herkomst
Hendrik Van Heteren ca 1730-1749 Den Haag
vererfd aan zijn zoon Adriaan Leonard van Heteren Gevers Den Haag
verkocht tussen 1752 en 1808 vermoedelijk ca 1770
veiling H. de Heuvel en J. Hackefort, 18 april 1816 Rotterdam lot 37
voor 1827 Verzameling Baranowski Wenen
veiling Baranowski 10-11 mei 1827 lot 31
Verzameling Franz Jäger Wenen tot ca. 1850
Verzameling Joseph Winter Wenen
via vererving in verzameling Barones Auguste STummer von Tavarnok geboren Winter (1848-1896)
via verevering aan de volgende generatie
in 2003 als geschenk aan de vorige eigenaar in Oostenrijk
Tentoonstelling:
1873 Wenen K.K. Österreichisches Museum für Kunst und Industrie nr. 12
Literatuur:
Hoet, Catalogus of Naamlyst etc, Amsterdam 1752 deel II, p. 454
Th. L.J. Verroen, ‘Een verstandig ryk man’, De achttiende -eeuwse verzamelaar Adriaan Leonard van Heteren, in Achttiende eeuwse kunst in Nederland, Leids Kunsthistorisch Jaarboek 4 (1987), pp. 17-61-p.36
Eva Geudeker, Het kabinet Van Heteren Gevers : een achttiende-eeuwse schilderijenverzameling ‘waarvan de rénommee zo groot is’, doctoraalscriptie UVA, 2005
Katalog der Gemälde alter Meister aus dem Wiener Privatbesitz, Wenen 1873 ( catalogus bij tentoonstelling Wenen, K.K. Österreichisches Museum für Kunst und Industrie nr. 12
O. Eisenmann, Die Ausstellung von Gemälden alter Meister aus dem Wiener Privatbesitze, in: Zeitschrift für Bildende Kunst IX, Leipzig 1874, p. 59.
Theodoor von Frimmel, ‘G.Donck’, in: Repertorium für Kunstwissenschaft 12, Berlin 1889, p. 99-101
Theodor von Frimmel, Kleine Galeriestudien, Bd. I, Lfg. 2, Leipzig 1892, S. 292 (mit Abb.)
Theodor von Frimmel, Verzeichniss der Gemälde im Besitze der Frau Baronin Auguste Stummer von Tavarnok (Galerie Winter), Wien 1895, p. 19, Nr. 41 (als G. Donck);
Thieme-Becker, Allgemeines Lexikon der bildenden Künstler, Bd. 9, München 1992, p.. 434,435.
A. von Wurzbach, Niederländisches Künstlerlexikon, Wenen en Leipzig 1906, band 1, p. 413.
Gerelateerde Literatuur:
S. Craft Giepmans, ‘de Amsterdamse organist Nicolaes willemsz. Lossy 9c. 1604-1664) door Gerrit Donck geportretteerd’, in: Amstelodamum 98 (2011), pp. 122-129.
Jasper Hillegers, Gerard Douwesz. Donck in catalogus Salomon Lilian 2015 pp. 14-17 cat.no. 3.
Gerard Donck was waarschijnlijk actief in Amsterdam als schilder in de jaren 1630. Hij wordt in geen enkele biografie genoemd tot 1817 wanneer de Italiaan Pietro Zani hem opneemt in zijn Enciclopedia metodica critico ragionata delle belle arti als Gherrado Donck, kunsthandelaar en graveur.
Hoewel hij niet refereert aan zijn werkzaamheid als schilder bedoelde Zani zonder twijfel de schilder Gerard Donck die naast schilder ook als graveur werkzaam was en bijvoorbeeld de voorstellingen in Jan Harmensz Krul Minnelycke Sangh Rympies graveerde. Dit boek verscheen in Amsterdam in 1634.
Twee recente artikelen over Donck (zie gerelateerde literatuur) onthulden dat een zekere Gerard Douwesz. Donck in 1634 in Amsterdam werkzaam was. Hij werd begraven op 17 augustus 1641 in Amsterdam.
Zeker is dat hij niet dezelfde persoon is als Gerrit Donck die als zilversmid in Den Haag en Delft wordt genoemd.
van Gerard Douwesz. Donck zijn gesigneerde werken bekend vanaf 1630. Werken vanaf 1627 tot 1630 die ook wel worden genoemd zijn niet van zijn hand.
Het nu bekende geschilderde oeuvre van Donck bestaat uit enkele historiestukken, zo’n tiental portretten en ongeveer evenveel keuken en of marktscènes.
Het onderhavige schilderij van een kapitein, te herkennen aan het stilleven op de grond met ondermeer een zandloper een passer en een cardanisch opgehangen kompas heeft in het verleden in beroemde collecties gezeten. Gedurende de achttiende eeuw zat het in de collectie Van Heteren in Den Haag. Deze collectie is voor het overgrote deel aangekocht door Lodewijk Napoleon voor het Nationaal Museum, ons huidige Rijksmuseum. Het schilderij van Gerard Donck was toen al uit de verzameling verkocht om ruimte te maken voor schilderijen als Paulus Potter Orpheus en de dieren, Ter Borch’s vaderlijke vermaning of Nicolaes Berchem’s Stadswal in de winter.
In de collectie Van Heteren wordt het schilderij beschreven als een mathematicus , met zijn instrumenten in een binnenruimte. Het zegel dat op vrijwel alle schilderijen van Van Heteren in het Rijksmuseum nog voorkomt zit ook op dit paneel zij het onder het lakzegel met het spiegelmonogram FJ.
In de vroege negentiende eeuw duikt het schilderij op in de verzameling Baranowski in Wenen. De herkomst verteld vanaf dat moment de geschiedenis van de het Weense verzamelwezen in de negentiende eeuw. In deze periode was het verzamelen van schilderijen niet alleen meer voorbehouden aan de hoge adel maar ook de gegoede burgerij stortte zich op het verzamelen van schilderijen.
Opmerkelijk en karakteristiek voor de Weense verzamelingen is dat deze zeer gesloten waren. Dat wil zeggen eenmaal in Wenen bleef een schilderij veelal in Wenen. Bij verkoop meestal via de veiling kwam het opnieuw in een Weense verzameling terecht zoals ook zou gebeuren met dit schilderij van Donck.
De titel zoals die bij Van Heteren werd gebruikt bleef gehandhaafd. Dankzij de onderzoekingen van de Weense Beethovenkenner en kunsthistoricus avant la lettre Thedoor von Frimmel is het schilderij van Donck waar hij een speciale belangstelling voor had goed te volgen in de Weense verzamelingen.
Von Frimmel was de eerste die een biografische verhandeling schreef over Donck aan de hand van het schilderij in de Czerchinsche verzameling en dit schilderij dat hij kende uit de verzameling Stummer von Tavarnok, een collectie die hij later zou beschrijven.
De titel van het schilderij waar steeds verwezen wordt naar mathematische instrumenten zou tot en met Wurzbach overgenomen worden. Een etiket uit de twintigste eeuw op de achterzijde veranderde dit in architect. Gezien de voorwerpen is een kapitein meer voor de hand liggend.